40 jaar geleden werd ik opgeleid tot bowlingtrainer tijdens mijn studie aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Sinds die tijd ben ik continu op zoek geweest naar de beste oefeningen en manieren om iemand te leren bowlen. Maar ook het aanleren van tennistechnieken, schaatsen, hardlopen, e.d. kortom hoe je iemand het beste bewegingen kan aanleren. Mijn visie hierop heb ik in 2012 in een artikel beschreven dat gepubliceerd is in het vakblad van de KVLO.
Dit artikel is niet geschreven vanuit de gedachte om volledig en wetenschappelijk verantwoord te zijn. De bedoeling van dit artikel is juist om een poging te doen om vanuit simpele en logische redeneringen inzicht te bieden aan een zo breed mogelijk publiek. En zo bij te dragen tot een veranderende kijk op bewegingsonderwijs, sport en het bewegen in het algemeen.
Mocht de inhoud echter pertinent afwijken van wetenschappelijke feiten, dan stelt schrijver dezes het zeer op prijs om dit te vernemen.
Waarnemend Leren van bewegingen
Stelling:
Mensen zijn in de loop van de geschiedenis “vergeten” hoe zij optimaal
bewegen eenvoudig tot stand kunnen brengen en kunnen stimuleren.
De mens is in de afgelopen eeuwen in grote mate anders tegen de wereld aan gaan kijken. En daardoor ook anders tegen zichzelf. Door veranderende eisen die de omgeving aan de mens stelde om te overleven, is de prioriteitsvolgorde van de eigen talenten veranderd.
Waar voorheen een sterk lichaam, groot atletisch vermogen, scherp zicht en een snel en precies ruimtelijke oriëntatie een absolute voorwaarde was om eten te vergaren en zichzelf te beschermen, is in dit tijdperk deze noodzaak absoluut niet meer aanwezig.
Dit weerspiegelt zich uiteraard ook in onze maatschappij en de keuzen die we maken. Het onderwijs, het beloningsstelsel, wat onze ouders ons meegeven, waar de
politiek om draait, de economie. Vrijwel alles draait om de waardering die we geven aan voortbrengselen van onze geest. 
In de 17e eeuw stelde de Franse filosoof Descartes dat lichaam en geest twee afzonderlijke grootheden zijn. Deze visie heeft er toe bijgedragen dat de Westerse wereld zich sterk ontwikkelde tot een wetenschappelijke en vooruitstrevende grootmacht. Ondanks dat tegenwoordige filosofen deze visie niet meer aanhangen, zijn de meeste mensen nog steeds geneigd deze gedachte als normaal te ervaren.
De resultaten van de Cito toets zullen zowel bij de kinderen als bij de
ouders van meer belang geacht worden als een motorische test. Het feit dat ik hier niet eens een naam kan noemen van hetzelfde begrip als “Cito” zegt eigenlijk genoeg!
Of deze ontwikkeling negatief is, is niet het onderwerp van dit artikel. Dat het consequenties heeft voor onze gezondheid en daarmee gepaard gaande economische gevolgen, is duidelijk. Zelfs voor de politiek.
Wat ik met dit artikel beoog aan te geven is dat de visie op bewegen en sport, helaas, eveneens voortkomt uit onze denkwereld. Alsof de geest nog steeds gescheiden is van het lichaam. Of dat de geest in alle gevallen boven het lichaam staat, dan wel voorrang heeft.
In het bewegingsonderwijs en onderzoek wordt steeds gesproken over het ‘bewegingsapparaat’, waarmee de botten, gewrichten, spieren, pezen, banden e.d. bedoeld worden. Het lichaam wordt voorgesteld als een machine die wacht op instructies van het brein en dus vraagt om een hoge mate van bewuste acties en controle.
De ontwikkeling van sport in de afgelopen honderd jaar laat dat ook duidelijk zien. Zowel de verschijningsvorm als de organisatie dwingt vaak mensen, jonge sporters en hun trainers, om op onlogische en onnatuurlijke wijze (d.w.z. tegen lichamelijke
gegevens in) activiteiten te plannen en te doen. 
Competities worden ingedeeld op kalenderleeftijd zonder rekening te houden met biologische leeftijden en verschillen. Wedstrijden en trainingen vinden plaats op momenten van de dag en op locaties die een optimale sportbeleving in de weg staan. Resultaten bepalen vaak welke besluiten er genomen worden. Niet hoe deze resultaten tot stand zijn gekomen.
Toch zijn er mooie resultaten te zien zult u zeggen. Mooie wedstrijden, mooie atleten, mooie sportmomenten met prachtige wereldrecords.
Jazeker. En ook betoog ik dat dit nog een armoedige oogst is vergeleken met wat er mogelijk is. Dat de mooiste momenten meer een bewijs zijn van de flexibiliteit van de menselijke aanpassings- mogelijkheden, dan een bewijs van georganiseerd succes!
Waar ik voor pleit is een benadering vanuit een holistische visie op het brein en het
bewegingsapparaat. Een visie en benadering die de logische verbinding tussen lichaam en geest gebruikt en bevordert. Waardoor bewegingen altijd en immer vanuit een innerlijke eendracht plaatsvinden. Waarbij dus altijd een geïntegreerde mentale, tactische en technische begeleiding gegeven wordt. Of dit nu bij kinderen, volwassenen, beginners, gevorderden, recreanten of topsporters is.
Leren van bewegingen:
Hoe verhouden zich de anatomische en fysiologische feiten met het geven van instructies?
Bewegingen worden mogelijk gemaakt door de spieren. Spieren trekken samen als zij geprikkeld worden. Zenuwen prikkelen de spieren. De signalen starten vanuit het centrale zenuwstelsel: het ruggenmerg en de hersenen.
Het centrale zenuwstelsel
De grote hersenen zijn momenteel de laatste stap in de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel.
Deze ontwikkeling van de hersenen gebeurde in fasen en dus ook de ontwikkeling van complexe bewegingen.
Ruggenmerg: - eenvoudige reflexen.
Hersenstam: (medulla oblongata, pons en midbrain):
- ingewikkeldere reflexen
- tong-, keel-, kauw- en aangezichtsmotoriek
- oogbewegingen
- vitale functies.
Kleine hersenen (cerebellum):
- controle en automatische piloot van de motoriek
Middenhersenen:
- thalamus = schakelstation, sensorische (zintuigelijke) prikkels worden vanuit het ruggenmerg geselecteerd en doorgestuurd naar de grote hersenen
- hypothalamus = autonome zenuwstelsel.
Grote hersenen (cerebrum):
- basale ganglia (putamen, globus allidus en nucleus caudatus) = controle motoriek
- limbische systeem (amygdala, hippocampus, entorhinale cortex en gyrus cinguli) =
geheugen en emoties
- neocortex en witte stof (de 2 hemisferen) = integreren, nadenken, beramen en
sturen
Hoe komen bewegingen tot stand; waarom bewegen we?
Het leren van bewegingen kan plaatsvinden door een cognitieve functie aan te spreken. Het denkvermogen wordt geprikkeld. Met beelden en met woorden. Niet elke sportactiviteit wordt direct in de context begrepen. Een bal nodigt uit tot trappen, werpen of slaan. Maar de regels en het doel van het spel moeten vaak uitgelegd worden. We bedenken een sport met eigen bewegingsregels. Er zijn tactische concepten te bedenken. Hiermee eindigt grotendeels het nut van het denkvermogen als het gaat om het zich eigen maken van bewegingen. Het bewegen zelf is een variatie in tijd en ruimte van natuurlijke motoriek.
Bewegingen leren vindt veel meer plaats vanuit een intrinsieke functionaliteit. Ons lichaam kan nu eenmaal bewegen. En moet bewegen om te overleven!
Bewegingen moeten zo adequaat mogelijk gemaakt worden. Om lichamelijke schade te voorkomen. En om de omgeving te kunnen manipuleren. Miljoenen jaren is dit ons overlevingsmechanisme geweest. Voedsel moest uit de omgeving gehaald worden en het moest voorkomen worden dat diezelfde omgeving ons tot voedsel nam!
Het gedeelte van onze hersenen dat zorgt voor coördinatie van bewegingen, zodat deze soepel en gemakkelijk verlopen, zijn de basale ganglia en de kleine hersenen. Deze hersenstructuren zijn vrijwel identiek aan die bij zoogdieren, reptielen en amfibieën. Tenslotte hebben dieren met hetzelfde overlevingsmechanisme te maken!
Logisch beredeneerd betekent dit dus dat het leren van efficiënte en complexe bewegingen heel goed kan zonder het menselijk denkvermogen. Het analyseren en beredeneren van bewegingen is niet nodig. Sterker nog, het remt de effectiviteit van het leerproces bij de bewegende persoon.
Miljoenen jaren hebben mensen en hun evolutionaire voorvaderen bewogen op instinctieve wijze, op intuïtieve gronden. Het leven zelf vormde de training en de wedstrijd. Op dat ene moment dat de jager oog in oog kwam te staan met een aanstormende mammoet, neushoorn of leeuw, moest hij onmiddellijk en precies goed in actie komen. Of het leven laten!

Basale Ganglia Kleine Hersenen
De kleine hersenen dienen voor bewegingscontrole en –coördinatie. Aanspanning en ontspanning van de spieren worden met elkaar geïntegreerd, zodat de bewegingen volkomen soepel verlopen.
Daarnaast zijn ze betrokken bij het bewaren van het evenwicht, omdat ze uit het lichaam en uit de evenwichtsorgaantjes in het oor informatie over de houding ontvangen en kunnen verwerken.
Iemand met een beschadiging van de kleine hersenen kan wel lopen en zijn spieren bewegen, maar doordat de bewegingen niet worden gecoördineerd, is de loop haperend en veel te breed, zoals bij een dronken man.
De basale ganglia, ook wel basale kernen genoemd, is een groep hersenstructuren rondom de thalamus, die betrokken zijn bij de controle van bewegingen. Zij vormen een regelsysteem dat er voor zorgt dat bepaalde bewegingen makkelijker verlopen en andere worden onderdrukt. Ook zijn zij betrokken bij bepaalde cognitieve functies. Het voornaamste doel van de basale ganglia is, in samenwerking met de kleine hersenen, het sturen van bewegingen. Hierbij gaan de signalen via de thalamus naar de hersenschors (cortex), waar de signalen verwerkt en geïnterpreteerd worden.
Zelf leren van bewegingen
Hoogst interessant is de vraag in hoeverre deze verwerking en interpretatie
bijdragen aan het leren van een beweging en/of het verbeteren van een beweging.
De termen feed back en feed forward worden in de bewegingsleer gehanteerd om dit nader te duiden. Kort gezegd wordt met feed forward bedoeld het voorprogrammeren van bewegen door deze veel te herhalen. Het leren bespelen van de viool of het trappen van een bal gebeurt eerst onbeholpen. Het resultaat is een krasserig geluid en een bal die ver voorbij het doel gaat.
Door deze beweging steeds te herhalen worden alle benodigde zenuwverbindingen meer geprikkeld en groeit hun onderlinge afstelling. En dat levert steeds vaker een goed resultaat op.
Dat resultaat wordt continu waargenomen door de zintuigen. Deze prikkels worden aangeduid als feed back en door diverse hersenonderdelen aangewend om de beweging bij te sturen. D.w.z. dat de prikkels richting de spieren continu bijgesteld en “met opzet” gevarieerd worden om het resultaat te veranderen. Dit noemt men ook wel de motorische kringloop of lus.
Feitelijk is deze leercyclus een zichzelf lerend systeem. D.w.z. alles wat nodig is om de beweging aan te leren en te perfectioneren, is reeds aanwezig in de persoon zelf.
Kijk naar een kind dat leert lopen. Zonder theoretische verhandelingen, kennis van
bewegen, trainingsschema’s, uitgebreide voorbeelden en aanwijzingen, zonder het
begrip van taal, zonder oordeel over
goed of fout. Zonder speciale apparaten en middelen en niet gebonden aan een omgeving. Door steeds maar weer opnieuw te proberen en te vallen. Opstaan en weer vallen. Opstaan en vallen. Stapje naar voren en vallen. Pijn ervaren en toch weer gaan staan. Uiteraard zijn alle bemoedigende uitroepen van ouders, hun voorbeeld en goede omstandigheden van een gunstige invloed op de snelheid van het leerproces. Maar ook een kind dat dit niet heeft leert uiteindelijk uit zichzelf lopen!
Een beter en mooier bewijs van een zelfregulerend en zelflerend bewegingssysteem is niet te geven.
We zien het alle dagen om ons heen. Kinderen laten ons zien dat de plasticiteit van de hersenen enorm en overweldigend is. Overtuigen is eigenlijk overbodig als we dit natuurlijk leerproces aanschouwen!
Hulp bij het leren van bewegingen
En dan zijn daar de bewegingssituaties die bedacht zijn door de spelende mens. En de denkende mens!
In de 19e eeuw ontstonden ideeën over georganiseerd en gereguleerd bewegen. Turnen als gezondheidsideaal. Om fabrieksarbeiders beter geschikt te maken voor hun werkzame leven. De sportvormen die bedacht werden in het Engelse kostscholensysteem. Weerbare jonge mannen kweken die het Britse Rijk moesten helpen uitbreiden. Vanuit deze gedachten zijn de huidige sporten ontstaan en door
regels vast te leggen wereldwijd gestandaardiseerd. Tegelijkertijd kwam er behoefte aan bewegingsdeskundigen.
De docent LO, trainer of coach die een beweging beschouwt vanuit zijn gezichtspunt
ziet bepaalde technische aspecten die verbeterd zouden kunnen worden. Op basis van ervaring, vergelijking met succesvolle sporters en wetenschappelijke bevindingen, kan er een oordeel gegeven worden over de effectiviteit van de beweging en mogelijke verbeterpunten. Dit oordeel wordt volledig opgebouwd door het cognitieve denkvermogen. En het wordt direct geladen met een emotionele component. De trainer/coach vindt het goed of fout, mooi of lelijk, soepel of houterig. Overigens vinden ook de sporters dit, hun ouders, het publiek, de pers. Kortom, iedereen heeft een mening. Een cognitief gevormde en emotioneel geladen mening.
De heersende opvatting is dat deze mening een belangrijke bijdrage levert aan het leerproces. Als je maar weet wat je fout doet, als je maar weet hoe het beter kan, als je maar weet hoe de toppers het doen, dan gaat het uiteindelijk beter. En een beetje hulp daarbij in de vorm van aanwijzingen, coaching en positieve aanmoediging versnelt dit proces.
De heersende opvatting wordt gevoed door “successen” van geleide leerprocessen.
Sporters zijn beter gaan bewegen, hebben betere resultaten behaald. Mede dankzij training, instructies, begeleiding, medische ondersteuning en wetenschappelijke onderbouwing. Deze successen zijn moeilijk te ontkennen of tegen te spreken.
En toch…..
De bouw en werking van ons zenuwstelsel geeft aan dat de meest natuurlijke, soepele, automatisch verlopende beweging plaats kan vinden zonder inmenging van de cortex, ons denkvermogen. 
Iedere sporter kan zich (een moment in) een wedstrijd of training herinneren waarin de beweging moeiteloos verliep. Alsof men in een trance was, in flow of in de
zone. Het voelt makkelijk en toch zo uiterst effectief aan. Elke klap is raak. Elke stap in balans. Bewegingen en reacties gebeuren in een flits. Als vanzelf.
Naderhand weten we vaak niet wat gedaan hebben. Het ging vanzelf. Ik dacht er niet bij na. Ik zou niet weten hoe ik het gedaan heb. Ik wou dat ik ’t wist…
Zodra een beweging geëvalueerd gaat worden treden er processen in werking die een natuurlijk verloop juist verhinderen. Angst om te falen, afgaan voor ouders of teamgenoten, druk om te presteren, perfectionisme, gretigheid, financieel gewin of verlies. Allemaal elementen die zowel een emotionele lading hebben als een cognitieve output krijgen. Men gaat anders bewegen. Een plan bedenken. Een vluchtroute verzinnen.
Instructies, aanwijzingen, uitleg, hoe goed ook bedoeld en hoe positief ook gebracht, het zet bijna allemaal het denkvermogen in werking. En denken verhindert nu juist een natuurlijk, vloeiend bewegingsverloop. Wat we willen bevorderen wordt dus tegengewerkt. Een paradox.
Hoe kunnen we dan helpen bij het aanleren en verbeteren van bewegingen?
Nieuwe inzichten, nieuwe termen
Zelfontdekkend leren, probleemoplossend leren, situationeel leren, contextueel leren, impliciet perceptueel leren, analogie leren, foutloos leren, differentieel leren. Allerlei termen voor nieuwe inzichten in het leerproces en nieuwe methoden van het begeleiden hiervan. In het kort komt het erop neer dat er een verschuiving plaats heeft gevonden van de aandacht op verbale aanwijzingen naar aandacht voor de omgeving, de situatie waarin de beweging plaatsvindt.
Door deze zodanig in te richten en de leerling/sporter te instrueren op bepaalde eindresultaten, wordt de leerling/sporter uitgedaagd tot een efficiënte bewegingsoplossing en uitvoering te komen.
Van de docent/trainer/coach worden meer creatieve organisatorische en begeleidende kwaliteiten gevraagd.
De Duitse wetenschapper Wolfgang Schöllhorn toont in langdurige studies aan dat bewegingen geleerd met de Differentieel Leren methode niet alleen sneller aangeleerd worden, maar zelfs na de trainingsperiode blijven verbeteren. 
Dat betekent dat deze leermethode het zelflerend vermogen van het brein meer geprikkeld en ondersteund heeft dan klassieke leermethoden.
De kerngedachte van het Differentieel leren is dat het uitvoeren van een succesvolle beweging altijd net iets afwijkt van de vorige succesvolle beweging. En dat deze beweging uniek is!
Bijvoorbeeld een succesvolle basketballer die steeds in de basket gooit, beweegt zijn spieren nooit twee keer precies hetzelfde. En als je zijn spieractiviteit vergelijkt met eenzelfde beweging van een andere basketbalspeler die ook raak schiet, zijn ook die twee verschillend. En wel zo verschillend dat het herkenbaar is welke sporter bij welke spieractiviteitenschema hoort. 
De wetenschappers waren in staat om ondanks de verschillen per speler, deze toch ook weer duidelijk te herkennen. M.a.w. ook onze spieractiviteit is, net als ons DNA-profiel en onze vingerafdruk, zo uniek dat we daaraan te herkennen zijn uit miljarden soortgenoten!
De conclusie kan dan niet anders zijn, dan dat een ideaal bewegingsverloop niet bestaat. Het heeft geen zin om steeds hetzelfde te willen doen. En het heeft
geen zin om te kopiëren wat de wereldkampioen doet. Ieder zal zijn eigen patroon uit moeten zoeken.
Een verontrustende en tegelijkertijd geruststellende gedachte. Er is geen “geheim” om te achterhalen. De concurrentie kan nooit iets weten wat jij niet weet. Jouw “geheim” ligt besloten in jezelf!
De leermethode van het Differentieel Leren is kort gezegd: steeds iets anders beginnen aan de beweging maar met eenzelfde eindresultaat voor ogen.
Bijvoorbeeld het stoten van een kogel (klik voor video). Het eindresultaat is om zo ver mogelijk de kogel weg te stoten. Het begin van de beweging (en mogelijk de gehele beweging) is steeds anders. Wat hierdoor gebeurt is dat het brein continu wordt uitgedaagd om razendsnel bewegingsoplossingen te vinden om toch het gewenste eindresultaat te behalen.
“Als ik met m’n verkeerde voet begin, hoe kan ik dan toch zo uitkomen dat ik die kogel ver weg kan stoten”.
Feitelijk gebeurt dit niet zoals deze zin suggereert. Het is geen logische, bedachtzame gedachte die gevolgd wordt. Het is het onbewuste deel van onze hersenen dat het overneemt. Er wordt wat gedaan op basis van "overlevingsinstincten”.
Vaak kunnen we achteraf niet eens construeren hoe we het precies gedaan hebben. Is ook niet belangrijk. Wat uiteindelijk blijkt is dat de oplossingsgerichtheid van deze bewegingen bijdraagt aan een verfijning van de oorspronkelijk bedoelde beweging: het eindresultaat is beter!
Men noemt dit ook wel ‘herhalen zonder te herhalen’!
Waarnemend Leren
In de Nederlandse bowlingsport wordt sinds 1995 het principe van Differentieel leren toegepast. Overigens zonder weet gehad te hebben van de wetenschappelijke onderbouwing!
Door logisch en praktisch handelen was men proefondervindelijke tot andere inzichten gekomen en heeft dit in de Wob-ling methodiek uitgedacht. Dit vraagt enige uitleg.
Bowling is een technische sport. De werpbeweging is een complexe samenwerking tussen zwaai en aanloop. Bij het loslaten van de bal dient deze met veel rotatie en snelheid heel nauwkeurig over een vooruit bedacht traject te gaan rollen. Bij werpsporten zoals speerwerpen en kogelstoten is de eindhouding bedoel
d om maximaal kracht te leveren om de speer of kogel zo ver mogelijk te laten landen. Bij bowlen is de krachtsexplosie ondergeschikt aan de nauwkeurigheid.De verfijning van de beweging is hoger. Overigens weegt een speer 800 gram en een kogel net zoveel als het maximumgewicht van een bowlingbal: 7,257 kg (16 pounds of lbs).
Een tweede verschil is dat de bal niet door de lucht verplaatst, maar op een oppervlak rolt. De weerstand van dit oppervlak bepaalt in hoge mate het traject van de bal. De nauwkeurigheid en voorspelbaarheid van het traject is bepalend voor het resultaat.
Als de bal steeds op het juiste punt bij de voorste pin uitkomt, met steeds de juiste snelheid en de juiste rotatie, dan zal dit het gewenste resultaat opleveren: een strike!
Echter, de voorspelbaarheid van de baanweerstand blijkt in de praktijk onderhevig te zijn aan (plotselinge) veranderingen.
Bij laboratoriumtesten met automatische balwerpers blijkt keer op keer dat het exact herhalen van de worp na een aantal keer geen strike meer oplevert. De rolweerstand op dat gedeelte van de baan is veranderd door de bal. Een speler die 300 gooit (12 strikes op rij) heeft dus naar alle waarschijnlijkheid kleine variaties aangebracht. Bewust of onbewust!
Deze hoge mate van technische perfectie, gecombineerd met precieze waarneming van de balreactie en de manier waarop de pins vallen, plus het vooraf anticiperen op te verwachten veranderingen, vraagt van een bowler een continu schakelen van denken naar doen. Het vraagt dus ook een bepaalde manier van trainen.
De Wob-ling methodiek zou omschreven kunnen worden als een methode waarbij waarnemend geleerd wordt. De waarneming staat centraal en de begeleiding is gericht op het maximaliseren van de waarneming bij de leerling/sporter. De bowlingcyclus staat model voor de zowel de training als de wedstrijd.
Fase 1: Plan
De oefening wordt uitgelegd (training) of de worp wordt bedacht (wedstrijd; welke lijn, bal, etc.).
Er wordt nu vrijwel alleen maar nagedacht.
Bewuste, cognitieve hersenprocessen zijn in werking. Voornamelijk cortex activiteit.
Rol van de coach: nagaan of het plan concreet is, gebaseerd is op de realiteit en het gewenste resultaat.
Fase 2: Pre Shot Routine
De oefening of worp wordt gevisualiseerd. Er worden routinematige handelen verricht waardoor de kleine hersenen en basale ganglia gestimuleerd worden. De ademhaling wordt bewust gereguleerd.
Rol van de coach: controleren of er voldoende tijd en ruimte wordt genomen voor dit proces.
Fase 3: Uitvoering
Dit is de uitvoering van het plan en het in actie omzetten van de visualisatie. Er wordt niet meer nagedacht, alleen maar waargenomen.
Om dit te bevorderen (het nadenken tegen te gaan) wordt er bewust aandacht gericht op één enkel item dat door middel van een zintuig kan worden waargenomen gedurende de gehele beweging.
Rol van de coach: vooraf vragen welk aandachtspunt gekozen is, achteraf navragen of het aandachtspunt 100% (=gedurende de gehele beweging) aanwezig was. Of er geen afleidende gedachten waren. Samen met de speler bepalen welk type aandachtspunt past bij de speler.
Tijdens de uitvoering controleert de coach het bewegingsverloop van de speler.
De waarneming hiervan is waardevol als achtergrond materiaal, als onderbouwing van het gevoel van de speler, de vooraf gevraagde en bedachte beweging en de uiteindelijk uitvoering. Bij afwijkingen geldt de waarneming van de coach als ijkingspunt: “jij voelde dit gebeuren, ik zag dat”.
Echter alleen als dit zinvol is. Als de speler zelf voelt en ziet dat het gewenste bewegingsverloop en resultaat nog niet daar is en de aandacht is 95-100% aanwezig, dan betekent dit dat het leerproces in volle gang is en de coach er heel wijs aan doet om als zwijgzame observator te acteren!
Elke opmerking, hoe goed bedoeld ook, verstoort het leerproces!
Fase 4: Waarnemen
De speler neemt direct bij het loslaten van de bal (release) waar in hoeverre de worp succesvol is verlopen. Dat is de eerste waarneming. Vervolgens kijkt hij de bal na en verwacht een traject te zien dat vooraf bedacht en gevisualiseerd was, gecombineerd met zijn zojuist waargenomen release.
De impact van de bal op de pins en de wijze waarop de pins vallen maakt de waarneming compleet.
Rol van de coach: samen met de speler neemt de coach dezelfde aspecten waar, behalve het gevoel van de release, met dezelfde verwachting van traject en impact. Ook hier geldt weer dat deze waarneming waardevol is als ijkingspunt. De coach kan navragen of de speler dezelfde waarneming heeft gedaan als hij.
Fase 5: Emotie
De enige fase waar op niets getraind hoeft te worden. Dit overkomt de speler gewoon. Het resultaat is of bevredigend óf teleurstellend. De emoties die daarbij gevoeld en geuit worden komen zoals ze op dat moment komen. De ene keer heftiger als de andere keer. Maar ze komen op in een flits (ook als dit uiterlijk onderdrukt wordt). Ze zijn er nu eenmaal.
Rol van de coach: Geen.
Fase 6: Emotie verwerken
Direct na het voelen van de emotie is er de verwerking en dit kan wel getraind worden. Emoties beïnvloeden het verloop positief en negatief. Soms meer en soms minder. Het verwerken van de emoties is van belang om de opvolgende fase niet te beïnvloeden. De worp moet afgesloten worden. Als dit niet (voldoende) gebeurt dan zal er een mix van gevoelens optreden bij de planning van de volgende worp. Besluiten worden dan mogelijk niet genomen conform de waargenomen realiteit.
Rol van de coach: de taak van de coach is om de speler te helpen de emoties te verwerken en te controleren of deze fase afgerond is. Eerder dient hij niet te beginnen over waargenomen feiten.
Aandacht richten
Het waarnemen staat centraal. In het leerproces en in de coaching. Hiervoor wordt gerichte aandacht ingezet. De aandacht richten op een zintuigelijke waarneming betekent dat het gedeelte van de hersenen wordt geactiveerd dat betrokken is bij het automatisch laten verlopen van bewegingen. Iedereen kent die innerlijke stem die we als ‘bewuste ik’ ervaren. Deze stem leidt onze gedachten en heeft heel vaak een kritische instelling. “Oh, dat had ik beter zus of zo kunnen doen.”
Het leidt geen twijfel dat ik hier een vriendelijke versie van onze stem heb neergezet. Vernietigende kritiek met fraaie krachttermen doorspekt is niet uitzonderlijk. We zijn hard voor onszelf.
Overigens ontwikkelen we die stem meestal pas rond de komst van de pubertijd. Tot een jaar of 10 zijn we meestal veel milder over onze prestaties en hoe anderen ons zien. Deze bewuste persoonlijkheid heeft de neiging om ons handelen te willen controleren. Te bedenken hoe het beter kan. Te weten hoe perfectie in elkaar steekt. Zodra we tijd hebben om na te gaan denken, steekt dit bewustzijn op. Het gevolg is altijd een meer mechanisch, gecontroleerd bewegen met meestal een minder resultaat.
Door bewust aandacht te richten wordt dit bewustzijn als het ware uitgeschakeld dan wel bezig gehouden. Je geeft jezelf de opdracht om alleen maar te letten op bijvoorbeeld het zien van je mikpunt, of het horen van geluid om je heen, of het voelen van de zwaai in je lijf. En dit doe je tijdens het gehele bewegingsverloop.
Dit is in de Wob-ling methodiek geformuleerd als Van der Wals Wet van Waarnemen en Denken.
Waar je je aandacht op richt is een keuze tussen iets kleins of groots (ook wel smal of breed genoemd) en tussen iets wat binnen in je is of buiten je ligt (ook wel intern of extern genoemd).
In geen enkel geval is het de bedoeling je aandacht te richten op wat je zou moeten doen, maar alleen op wat neutraal waarneembaar is. Wat er al is. Er is geluid. Er valt wat te zien. Je kunt iets voelen.
100% aandacht op één van deze zaken betekent 0% afleidende, bewust controlerende gedachten. Door 100% aandacht te hebben op een zintuigelijke waarneming is er een 100% zuivere waarneming mogelijk van het bewegingsverloop. Het op zich zo bewegen zorgt al voor een hoge mate van zelfregulering, want de meest effectieve manier van bewegen verloopt via dit proces. Als de coach dit ook nog eens aanvult met een 100% juiste weergave van wat hij heeft waargenomen aan feitelijke resultaten, dan wordt het gevoel van de sporter nog beter geijkt.
En het leerproces wordt versneld i.p.v. geremd!
Tot slot
Dit artikel is verre van compleet. Het raakt een aantal zaken die kort door de bocht zijn geformuleerd en schreeuwen om verdieping en nuancering.
De kerngedachte is hopelijk duidelijk: richt de bewegings- en sportwereld zodanig in dat het meest geëigende gedeelte van de hersenen van leerlingen/sporters optimaal gestimuleerd wordt. Docenten en coaches dienen hiervoor een andere wijze van begeleiden te ontwikkelen. Methodieken dienen opnieuw bedacht of aangepast te worden.
Geraadpleegde bronnen
De afbeeldingen die zijn weergegeven zijn bijna allemaal het resultaat van zoekopdrachten via Google. Waar mogelijk zijn de websites of documentaties vermeld waarin deze afbeeldingen zijn gebruikt.
Prehistorische mens: http://demoschool.timerime.com/nl/periode/374098/jagers+en+boeren/
Descartes: http://www.weyerman.nl/
Baby met toetsenbord: http://hazardousundertakings.blogspot.com/2011/08/computer-nerd.html
3 Turnertjes: Long-term Athlete Development / LTAD 101 – Introduction / Istvan Balyi / National Sport Centre Vancouver – Victoria / sportscoachUK and Sport Canada LTAD Advisor
Hersendelen: http://users.telenet.be/zeldzame.ziekten/Fr-zz.htm
Hiervan is tevens een gedeelte van de tekst gebruikt over de onderdelen en functies van de hersenen
Meisje met viool: http://www.vioollesutrecht.nl/Welkom.html
Jongetje trapt voetbal: http://www.oostgelre.nl/default/home/nieuwsberichten2/uwfotoindegemeentegids20112012/id_751890
Kindervoetjes: http://www.immanuel-hay.be/Archief10.html
Cricketcoach: http://www.dreamcricket.com/community/blogs/usa_cricketer/archive/2011/09/19/usacricket-north-west-region-arranges-level-2-coaching-certification.aspx
Simon Kuipers: http://schaatsen.nl/nieuws/2010-11-21-kuipers-soms-zit-het-mee
Leerverloop: uit presentatie: Nieuwe, praktisch relevante inzichten in techniektraining / Peter Beek / Faculteit der Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit, Amsterdam / Nationaal Coach Platform / 2 november 2010
Video kogelstoter: http://www.youtube.com/watch?v=U2AMfyyUt5c&feature=related
Sean Rash bowler: http://www.bowlingdigital.com (Sean Rash)
Bowlingcyclus: Changing Experience
Earl ballenrobot: http://www.bowl.com/news/xmlburner.jsp?xa=./webapps/ROOT/news/main/data/101910EARLDay.xml
Jongetje kijkt bal na: http://www.istockphoto.com/stock-photo-3151752-young-boy-bowling.php
Aandachtsgebieden: Changing Experience
Wat de inhoud van dit artikel betreft is de tekst weliswaar van mijn hand, maar zijn de inzichten in de loop der jaren ontstaan door gesprekken met en het lezen van teksten van anderen.
Daarom ben ik dank verschuldigd aan W. Timothy Gallwey, Harbert van der Wal, Mihaly Csikszentmihalyi, Susan A. Jackson, Peter Murphy, Raoul Oudejans en vele anderen. Maar speciale dank aan alle proefkonijnen die mijn altijd goedbedoelde aanwijzingen trachtten op te volgen, ook al wist ik zelf niet altijd precies waar het toe leidde.
Alsnog mijn oprechte excuses voor wat ik toen niet wist!
Reacties
Laat een reactie achter